Koninklijke Ridders van de Katteköp

Narrendom Haren

Carnavalsvereniging

Velen zullen zich die vraag al gesteld hebben. Wel, een narrendom is een gebied waar narren behorend tot een welbepaalde vereniging of gezelschap, tijdens de carnavalsdagen de absolute heersers zijn. In dit geval het grondgebied van Haren in het zuiden van de provincie Limburg, waar de carnavalsvereniging de Ridders van de Katteköp jaarlijks borg staan voor meerdere carnavalsfestiviteiten, met als orgelpunt de organisatie van de carnavalstoet op de tweede zondag van de vasten.


Op zich is Haren geen gemeente meer, doch alles heeft uiteraard te maken met de fusies van gemeenten in de jaren zeventig.

Tot 31 december 1971 vormden Widooie, Piringen en Haren-Bommershoven drie afzonderlijke gemeentebesturen. Samen telden zij destijds 2.230 inwoners, met een oppervlakte van 14,52 km2, wat voor de verantwoordelijken van de fusies in 1971 meer dan een goede reden was om er inderdaad één gemeentebestuur van te maken, met als naam Gemeentebestuur Haren.


De politieke architecten vonden echter dat tegen de daaropvolgende verkiezingen in oktober 1976 de kaarten nog maar eens een keertje dienden geschud te worden. Het Gemeentebestuur van Haren zou bijgevolg van 1 januari 1977 niet meer bestaan en er werd beslist dat de kerkdorpen Widooie en Piringen ondergebracht zouden worden in de nieuwe fusiegemeente Tongeren, terwijl Haren-Bommershoven bij Borgloon zou aangehecht worden.


Vermits de carnavalsvereniging Ridders van de Katteköp haar ontstaan echter kende binnen de fusiegemeente Haren (van 1972 tot 1977) werd kortelings na het officiële nieuws betreffende het verdwijnen van de gemeente Haren besloten, om in termen van carnaval, het gebied naar de toekomst toe af te bakenen onder de vorm van een narrendom, met aan de oostelijke zijde de carnavalsstad Tongeren en aan de westelijke zijde de carnavalsstad Borgloon.


Met het opdoeken van de bestaande gemeente Haren in het vooruitzicht en met de schrik in het achterhoofd dat ook het carnaval zou teloor gaan, werd door de vereniging het territorium waar het carnaval van Haren zich afspeelde als het ware afgebakend. In de echte geschiedenisboeken zou men het omschrijven als een soort van protectionisme tegen eventuele indringers. Of om het in meer hedendaagse termen uit te drukken. De Katteköp legden hun territorium vast in een kalifaat.

Het nieuwe Narrendom Haren zou dus de aardrijkskundige grenzen van de opgedoekte gemeente Haren respecteren. Niet meer of niet minder, zo luidde het op de officiële plechtigheid, die doorging op vrijdag 7 januari 1977 in de aanwezigheid van o.a. de Ridders van de Ceuleman uit Borgloon, gewezen schepen van cultuur van het verdwenen Haren, evenals de burgemeesters van Tongeren en Borgloon, namelijk de hh. Mathieu Rutten en Jean-Marie Martin.

Op de foto. De toenmalige raad van Elf vergezeld van de prinsen en de hofdames.


Kortom, de Ridders van de Katteköp legden hun territorium vast en meteen wisten de buurverenigingen, namelijk de Ridders van de Ceuleman uit Borgloon, evenals de Ridders van Morepoit tot Bukeberg, tot waar hun carnavalsgrenzen reikten.

Deze plechtigheid was zonder twijfel een mijlpaal in de geschiedenis van het Harense carnaval. Alle twijfels - en die waren op dat ogenblik niet gering - betreffende het al dan niet voortbestaan van het carnaval in Haren werden meteen de kop ingedrukt.

Daarnaast lijkt het ons wenselijk u eveneens een kennis te laten maken met de vier prachtige Haspengouwse kerkdorpen of parochies die het narrendom omvatten. Even “Toeristisch praatje” aanklikken.

Limburg

Over de provincie Limburg valt er uiteraard heel wat te vertellen, zeker wanneer we ons zouden verdiepen in de toeristische troeven die deze provincie te bieden heeft. Wat echter weinigen weten, is vanwaar de naam Limburg vandaan komt.


Het Waalse stadje Limbourg en de provincie Limburg hebben weinig gemeen. De heersers van Limbourg hadden wel een tijd lang heerlijke rechten op gebiedjes in het uiterste zuiden van de beide Limburgen (Belgisch en Nederlands Limburg), maar in de rest van de provincie hadden de graven en hertogen nooit iets in de pap te brokken. En toch werd de naam Limburg ontleend aan het Ardense hertogdom.

Belgisch-Limburg valt wel voor een groot deel samen met het oude graafschap Loon, dat van de 14de tot de 18de eeuw onderdeel was van het prinsbisdom Luik.


Na de Franse Revolutie werd Limburg samen met het Luikse grondgebied toegevoegd aan Frankrijk. Maar na de val van Napoleon in 1815 werden Limburg met de rest van het huidige België bij het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden ingelijfd. Het voormalige Franse departement Nedermaas met Maastricht als hoofdplaats kreeg de naam van "Limburg". Zulks gebeurde na een interventie van de nieuwe koning Willem I.

Behalve de eerste Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, Groothertog van Luxemburg, enz... was die immers ook Hertog van Limbourg.

Van het middeleeuwse vorstendommetje aan de Vesder wel te verstaan. Was het een blijk van ijdelheid van de eigenzinnige Willem? Wou hij daarmee zijn "Limbourgoise" titel wat meer glans geven? Feit is, dat Limburg zijn naam te danken heeft aan Willem I, zoniet zou de provincie allicht Loon geheten hebben.


Limburgs Volkslied


Limburg is de enige provincie die een eigen volkslied heeft. De meeste Limburgers zijn daar fier over maar weinigen weten dat ons Limburgs Volkslied iets meer dan 100 jaar geleden geschreven werd. Het lied Limburg, mijn vaderland, met de eerste woorden Waar in ’t bronsgroen eikenhout, haakte zich verrassend snel vast in het collectieve zelfbewustzijn van de Limburgers.


Het was onderwijzer Gerard Krekelberg uit Neeritter, een man met bijzondere aandacht voor volkscultuur, die in het najaar van 1908 de eerste woorden schreef voor het Limburgse volkslied. Krekelberg was lid van het Roermondese mannenkoor. De dirigent van het koor, Henri Thijssen, componeerde de muziek en bracht het voor het eerst ten gehore op 31 januari 1909.


Oorspronkelijk telde het volkslied drie coupletten. Een vierde werd er later aan toegevoegd.


Opmerkelijk is dat de muziek en de woorden zijn geschreven op de Belgisch-Nederlandse grens tussen de Limburgse dorpen Kessenich (Kinrooi) en Neeritter (Hunsel) en dat het lied eveneens de beide Limburgen versterkt bij interlimburgse activiteiten zoals op het Oud Limburgs Schuttersfeest of bij de opening van de nieuwe veerponten over de Maas, een aantal jaren geleden.


Ook op andere plechtigheden of festiviteiten, zoals bijvoorbeeld ter gelegenheid van de Prinsenaanstellingen en de Opening van het jaarlijkse carnaval in ons Narrendom Haren, behoort het tot de traditie dat het lied ten gehore gebracht als afsluiter van het protocollair gedeelte.


Het Frankisch dorpsplein in Neeritter, vlak over de grens met Kessenich, draagt al vele jaren de naam Krekelbergplein. Op het straatnaambord staat de tekst te lezen : schrijver van het Limburgse volkslied. Krekelberg leefde van 1864 tot 1937.


Het Limburgs Volkslied kan beluisterd worden op deze website, onder de rubriek "Carnavalsliedjes".

Haspengouw

Men pleegt wel eens te zeggen dat Haspengouw de plaats is waar de rijkdom aan de bomen groeit.


Anderzijds is de kastelendichtheid in ons land nergens groter dan in Haspengouw, wat ontegensprekelijk te maken heeft met de erg vruchtbare bodem.


Uit oude pentekeningen kan opgemerkt worden dat in de 17de eeuw al fruit geteeld werd in Haspengouw. Door de industrialisering in de 19de eeuw, met de aanleg van wegen, spoorwegen en andere verkeerskanalen werden de rijke Haspengouwse leembodems omgevormd tot één grote fruittuin. Sindsdien zijn Haspengouw en boomgaarden die in de lente borg staan voor de prachtige bloesempanorama's bijna synoniemen. Nochtans wordt slechts één derde van Haspengouw gebruikt voor de fruitteelt, terwijl liefst tweederde wordt ingenomen door akkerbouw, hetgeen niet verwonderlijk is omdat de zware leemgronden van Droog Haspengouw behoren tot de vruchtbaarste gronden ter wereld.


Het Haspengouws leemplateau ligt breed uitgestrekt tussen de Maasvallei in het zuiden en de lijn Tienen - Sint-Truiden - Maastricht in het

noorden.


De rijkdom van de bodem vertaalt zich in de bovengrondse welstand. Limburgs Haspengouw alleen bezit meer dan 70 kastelen. Heel wat rijkelui werden immers aangetrokken door het idyllisch mooie, glooiende landschap.


Anderzijds laten ook de imposante vierkantshoeven vermoeden dat de boeren niet hopeloos moesten krabben om een wortel uit de grond te krijgen. In elk dorp staan wel enkele vierkantshoeven. Ze steken dus schril af tegen de kleine, lemen Kempense hoeven in het noorden van Limburg.


Op de rijke leemgronden hebben de oeroude bossen plaats moeten ruimen voor rijke gewassen, zoals suikerbieten en tarwe, maar ook voedergewassen om de veestapel te onderhouden, terwijl ondertussen eveneens kan vastgesteld worden dat hoe langer hoe meer overgeschakeld wordt naar groenteteelt, ten behoeve van de industriële verwerkingsbedrijven.


Je kan er ook nog de oude holle wegen terugvinden, die de hoeven verbonden met de velden op het plateau.

Waar massaal hoogstamboomgaarden werden aangeplant, is het landschap sinds de 19de eeuw grondig gewijzigd, als gevolg het rooien van deze boomgaarden. Laagstamboomgaarden dragen immers sneller en meer vruchten op dezelfde oppervlakte. Het idyllische beeld van de grazende koe in een malse, groene boomgaard wordt dus zeldzaam, hoewel op initiatief van enkele liefhebbers links en rechts nieuwe hoogstamboomgaarden werden aangeplant, met de bedoeling enerzijds de oude soorten niet te laten verloren gaan en anderzijds het oorspronkelijke landschap enigszins te herstellen. Ook vanuit de overheid werden de laatste jaren tal van initiatieven genomen om het oorspronkelijke Haspengouwse landschap te herstellen.


Haspengouw kan je opdelen in twee substreken, die duidelijk van uitzicht verschillen, namelijk Vochtig Haspengouw in het noordelijke deel en Droog Haspengouw in het zuidelijke deel. Het woord "vochtig" heeft uiteraard niets te maken met de neerslag, maar wel met een sterk gekloofd landschap met zijn groene valleien en natte beemden, ideaal geschikt voor veeteelt en in beperkte mate voor akkerbouw. De scheidingslijn tussen Vochtig en Droog Haspengouw valt ongeveer samen met de gewestweg Sint-Truiden-Borgloon-Tongeren-Maastricht.


Vochtig Haspengouw


Dit deel van Haspengouw is in feite het overgangsgebied tussen de Kempen en Droog Haspengouw.

In het noordelijke deel van Haspengouw zit onder de leem en kleilaag, die weinig vocht doorlaat. Het regenwater dringt dus moeilijk in de grond, het stroomt oppervlakkig af en er ontstaan veel beken. De meest vochtige plaatsen in de valleien (de broeken) zijn minder geschikt voor akkerbouw en worden bijgevolg gebruikt als weilanden. De onderliggende kleilaag maakt het gebied wel erg geschikt voor de fruitteelt.


Droog Haspengouw


Onder de leem zit hier geen kleilaag maar wel een krijtlaag, die het water wel makkelijk laat doorsijpelen. Dus geen natte velden die het alleen maar goed doen als weiden, dus ook minder hoog- en laagstamfruit. De krijtlaag maakt de grond net iets beter geschikt voor akkerbouw.


Droog Haspengouw lijkt daarom ook erg op één groot lappendeken met allemaal akkers, waarop sinds eeuwen voornamelijk graan, suikerbieten en korrelma?s worden geteeld, terwijl de laatste jaren duidelijk een trend gaande is in de richting van chicorei-, aardappel-, en groenteteelt.


De dorpjes liggen hier verscholen in kleine valleitjes, meestal in de buurt van een beekje. De huizen staan hier in de dorpskern, omgeven door een kring van weilanden met fruitbomen, wat vee en voor het overige, zover het zicht reikt, allemaal akkerlanden.


Kenmerkend voor Haspengouw zijn ook de wit-blauwe runderen, het zogenaamde "dikbilras", dat voornamelijk gekend is omwille van zijn optimale vleeskwaliteit.


Ook voor de Romeinen was Haspengouw geen onbekende streek. De oude heirweg van Bavai (Frankrijk) naar Keulen (Duitsland) trekt vandaag nog steeds een rechte lijn dwars door de streek. De Romeinen hadden immers de gewoonte hun wegen hoog op een heuvelkam aan te leggen. Zo hadden ze altijd een goed uitzicht op de omgeving en zagen ze het onheil al van ver komen.


Het zal niemand verbazen dat een streek die op zo'n gulle natuur kan bogen ook gastronomisch verrassend uit de hoek kan komen. Uiteraard vormt het grote assortiment aan fruitsoorten het basisingredi?nt voor de pittige streekdranken of de typische vlaaien. Of met andere woorden, de rijkdom van de streek laat zich ook proeven.


De laatste jaren werden er heel wat initiatieven genomen om Haspengouw ook voor de toerist aantrekkelijk te maken. Kortom, Haspengouw: meer dan een gewoon bezoek waard. Voor bijkomende informatie raden wij aan de plaatselijke toeristische diensten te contacteren.

Haren-Bommershoven

Hoewel we als carnavalvereniging de beide kerkdorpen als twee afzonderlijke entiteiten beschouwen, worden ze in deze toelichting als een geheel aanzien. Je zou kunnen spreken van een merkwaardig tweelingdorp.


De vondst van voorwerpen uit de prehistorie en de restanten van een Romeinse villa duiden op een vroege kolonisatie. In de Gallo-Romeinse tijd lag Bommershoven op de belangrijke heirbaan en handelsweg van Keulen (D) naar Cassel (F).



Haren was tijdens het Ancien Régime een autonome Loonse gemeente en tot 1796 de zetel van de schepenbank Haren-Bommershoven. In 1796 verloor Haren echter zijn autonomie en werd het tot 1970 een gehucht van Bommershoven.


Hoe dan ook, Haren en Bommershoven waren oorspronkelijk geïsoleerde woonkernen. Na aanleg in 1819-1820 van de rechtlijnige verkeersweg Tongeren - Sint-Truiden groeiden beide woonkernen stilaan naar elkaar toe.



Opmerkelijk en tevens begrijpelijk voor de deze evolutie is de ligging van hun parochiekerken. Zij situeren zich immers excentrisch aan de rand van de respectievelijke dorpscentra.


Bommershoven is qua aanleg een "straatdorp" dat zich ontwikkelde langsheen de oude heirbaan, terwijl Haren als een "kerndorp" moet aanzien worden. Merkwaardig is ook het feit - en dat is duidelijk zichtbaar - dat Bommershoven representatief is voor Droog-Haspengouw, terwijl Haren landschappelijk in een heuvelend overgangsgebied ligt tussen Droog en Vochtig Haspengouw.



In Bommershoven staan naast een 18de eeuws rococcokasteel en het kasteel Ter Hove enkele prachtige kwadraathoeven, namelijk het Daerdenhof en het Biezenhof.

Deze traditionele Haspengouwse kwadraathoeven hebben een gesloten aanleg: de bakstenen gebouwen zijn gecentraliseerd rond een vierzijdig erf. De aanwezigheid van de ruime voorraadschuren is uiteraard te verklaren door de overvloedige graanoogsten in deze vruchtbare streek.



Op 31/12/2001 telde Haren-Bommershoven om en bij de 900 inwoners.


Het dient gezegd te worden dat de teksten met betrekking tot de rubrieken aangaande Haren-Bommershoven, Piringen en Widooie tot stand gekomen zijn, dank zij de sympathieke medewerking van Dr. Pierre Diriken, uitgever van Georeto.

Voor meer informatie betreffende Georeto-Geogidsen, kan u terecht op www.geogidsen.be.

Piringen

Dit kerkdorp behoort tot de gordel van de westelijke deelgemeenten rond Tongeren.


Landschappelijk ligt Piringen in de overgangsfase tussen Droog- en Vochtig Haspengouw. Als kerndorp heeft het zich ontwikkeld ten noorden van de Romeinse Heirbaan Tongeren-Tienen en ten zuiden van de voormalige spoorweg Sint-Truiden-Tongeren. De laatste decennia groeit de bevolking gevoelig aan zodat er momenteel een duizendtal inwoners zijn.


In de Tomstraat (vandaar ook de naam) stonden destijds twee tumuli, die echter als gevolg van nivelleringswerken in de loop der jaren volledig verdwenen zijn.


Zowel op bestuurlijk, gerechtelijk als kerkelijk vlak was het lot van Piringen gedurende de middeleeuwen en het Ancien Régime verbonden met het stedelijke centrum Tongeren. Het was eigenlijk een kerkelijk domein, waarvan de inwoners dezelfde rechten en vrijheden genoten als de Tongenaren. De goederen en gronden waren eigendom van OLV-Kapittel van Tongeren. Deze verbondenheid tussen enerzijds stedelingen, die zich toelegden op handel, diensten en nijverheid, en anderzijds plattelandsbewoners waar landbouw primeerde, handhaafde zich meerdere eeuwen.



De kerk was een kwartkapel van Tongeren; de plaatselijke pastoor had wel wat zelfstandigheid maar "dopen" mocht hij niet. Van de vroeg-gotische kerk blijft alleen de toren overeind. Hij is gebouwd uit silexsteen van de Romeinse stadsomwalling. De rest van de kerk is recent (1940 - 1941), in neo-Romaanse stijl. Het interieur heeft enkele prachtige schilderijen en beelden in bewaring. Op het omgevende kerkhof vind je enkele oude grafstenen. De kastanjeboom voor de kerk zou volgens de overlevering 1600 jaar oud zijn.


Het kasteel Borghoven is 19de eeuws en ligt verscholen in een zee van groen met eiken en beuken. Het bestaat uit een hoektoren met woonhuis. De achterkant is ingericht als een Haspengouwse kwadraathoeve.


Het dient gezegd te worden dat de teksten met betrekking tot de rubrieken aangaande Haren-Bommershoven, Piringen en Widooie tot stand gekomen zijn, dank zij de sympathieke medewerking van Dr. Pierre Diriken, uitgever van Georeto.

Voor meer informatie betreffende Georeto-Geogidsen, kan u terecht op www.geogidsen.be.

Widooie

Dit dorp situeert zicht ten westen van Tongeren. Het is gelegen in de bovenloop van de Mombeek, wiens brongebied trouwens in deze gemeente ligt. De talrijke boerderijen tonen duidelijk aan dat dit typische kerndorp een rijke landbouwtraditie heeft. In tegenstelling tot de andere gemeenten, Haren-Bommershoven en Piringen stagneert het bevolkingscijfer, omdat heel wat mensen die opgroeiden in dit dorp in de zestiger en zeventiger jaren, bij gebrek aan een voldoend aanbod aan bouwgrond, verplicht waren uit te wijken naar andere plaatsen.


Het cultuurlandschap wordt beheerst door graanakkers en suikerbietenvelden. Widooie behoort tot Droog-Haspengouw.


De dorpskern is gehuld in een gordel van boomgaarden, terwijl de langgerekte heuvelrug tussen Lauw en Widooie meteen ook de waterscheidingskam is tussen het Maas- en Scheldebekken.


Wat de Romeinse geschiedenis met betrekking tot Tongeren betreft, is vooral het aquaduct dat de aandacht trekt. Via deze aarden wal op een houten constructie werd bronwater van de Mombeek te Widooie naar de Tongerse stadspoorten getransporteerd.


De oudste vermelding van Widooie dateert van 1176. De naam van de gemeente wordt dan Wido geschreven. Zowel de officiële naam Widooie als het dialectische Bedeu, verwijzen naar moerassige weiden. Widooie is afgeleid van het Germaanse withu "bos" en ahwa "water" en betekent dus bos te midden van waterachtige, moerasachtige weiden. Bedeu komt van bi de oye (moerassige weiden).


Eigenaardig genoeg komen de beide vormen samen voor in de oude akten en hebben betrekking op twee verschillende delen van de gemeente (vb. 1344: tusschen Wydoc en Bedey), met Bedey wordt het noordelijk deel bedoeld, hetgeen men in de volksmond de fauboer noemt.


De administratieve benaming Webede die 50 ? 100 jaar de officiële vorm was heeft geen enkele historische of taalkundige basis.


De lokale middeleeuwse geschiedenis is nogal Frans getint. Het domein van Adelardus werd in 825 aan de abdij van Corbie geschonken. De proostdij die deze abdij hier vestigde (proostdij is een belangrijke hoeve onder de leiding van een monnik/proost), verdween in het begin van de 15de eeuw. Vermoedelijk is de Romaanse kapel, die geïntegreerd is in het huidige kasteel Ter Hove, gebouwd uit silexsteen van de Romeinse stadsomwalling, hiervan nog een overblijfsel. Deze ruimte is thans ingericht tot eetkamer en salon. Het huidige kasteel, uitgerust met een ronde en een vierkante toren, dateert uit de 18de eeuw. De kasteelhoeve is 1723 gedateerd. Alhoewel het volledige complex administratief tot Borgloon behoort, sluit het landschappelijk ontegensprekelijk aan bij het kerkdorp Widooie. De bewoners hebben zich in het verleden trouwens op alle domeinen tot Widooie gericht.


Even stroomopwaarts in de Mombeekvallei situeert zich het kasteel van Widooie. Het is geprivatiseerd door een gracht en geaccentueerd door een vierkante hoektoren. Dit pareltje van Maaslandse renaissance verwierf zijn uiteindelijk uitzicht via opeenvolgende bouwcampagnes in de 17de - 18de eeuw (boven de inrijpoort prijkt de datum 1662). De gevelwand laat verder het aanhechtingspunt van een ophaalbrug lokaliseren. De bijbehorende hoeve met trapgevels, die momenteel geen landbouwfunctie meer heeft, dateert uit 1755.


De parochie Widooie heeft zich omstreeks 1100 afgesplitst van Haren en was afhankelijk van het kapittel van Tongeren. Ze verwierf haar zelfstandigheid pas in 1845. Toen kwam de huidige kerk tot stand: het is een constructie in neo-Romaanse stijl geworden. Spijtig is wel dat een recente restauratie werd uitgevoerd ten koste van heel wat mooie muurschilderingen.


Twee prachtige kastelen met evenveel kasteelhoeven op zo'n korte afstand van elkaar boezemt enig ontzag in omtrent de plaats van dit charmante dorp in het verleden. Op zoek naar een verklaring belanden we bij de abdij van Corbie. Deze invloedrijke abdij uit Noord-Frankrijk bestuurde vanuit Widooie meerdere vestigingen in onze gewesten.


Het dient gezegd te worden dat de teksten met betrekking tot de rubrieken aangaande Haren-Bommershoven, Piringen en Widooie tot stand gekomen zijn, dank zij de sympathieke medewerking van Dr. Pierre Diriken, uitgever van Georeto.

Voor meer informatie betreffende Georeto-Geogidsen, kan u terecht op www.geogidsen.be.